Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed, en het volk werd talrijk en zeer machtig.
Exodus 1:20
De vroedvrouwen vrezen God De verdrukking van de Israëlieten gaat een nieuwe fase in: niet alleen uitbuiting, maar gewoon uit de weg ruimen. De farao zelf bemoeit zich ermee en geeft de vroedvrouwen de opdracht de jongetjes te doden bij hun geboorte. Zouden de Egyptenaren geweten hebben van het verhaal dat een man Israël zou gaan verlossen? De vroedvrouwen Sifra en Pua geven de koning van repliek. De Joodse vrouwen zijn zo sterk. Eer dat zij bij de bevalling komen, hebben de vrouwen alles al achter de rug. We weten dat deze Egyptische vrouwen ontzag hebben voor de God van Israël. Ze zijn niet van plan zich tegen die God te verzetten. Dan komt farao met zijn Endlösung: alle Joodse jongetjes in de Nijl werpen! God zegent de vroedvrouwen en bouwt voor hen huizen. De zegen van God maakt rijk, vaak ook in materieel opzicht. Waar komen onze zegeningen vandaan? Het vrezen van God vraagt wel standvastigheid. Je moet soms zelfs de koning weerstaan.
‘Laat Gods stem zich in uw geweten horen? Wees dan Zijn stem gehoorzaam.’ (John Newton)