Juda voorop Deze maand lezen we een Bijbelboek met een dubbele bodem. Aan de ene kant gaat het om richters, die de Heere gaf aan Israël om hen te bevrijden uit de hand van vijanden. Maar het boek is tegelijk een opmaat naar de boeken Samuël en Koningen. Het gaat om Juda en Benjamin. Dat zien we meteen in dit hoofdstuk. Het lukt Juda wel (vers 8) en Benjamin niet (vers 21) om Jeruzalem te veroveren. Straks zal het koningschap van Saul uit Benjamin niet standhouden en dat van David uit Juda wel. Maar eerst komt nog een tijd van overheersing door verschillende volken. Dit hoofdstuk is er meteen glashelder over hoe dat komt: door de ongehoorzaamheid van Israël om niet de volken die in Kanaän woonden te vernietigen, zoals de Heere bevolen had (vers 28-33). Daarom gaat het in dit boek van een goed begin onder Juda naar één grote chaos onder Benjamin. Ongehoorzaamheid blijft niet zonder gevolgen. Wie zijn zonde niet wil belijden, zal geen vergeving ontvangen. Maar wie met een verbroken, sidderend hart naar de voet van het kruis gaat, zal er vergeving vinden (Charles Haddon Spurgeon)