En ik zei: Mijn kracht is vergaan,
en wat ik van de HEERE verwachtte.
Klaagliederen 3:18
De hoop verloren
De profeet gaat nog even door met het beschrijven hoe God Zich tegen hem heeft gekeerd. Hij had het op hem voorzien, zoals een beer of een leeuw. God stelde Zich op als zijn vijand. Hij richtte Zijn pijlen op hem. Die troffen hem diep. Hij maakte hem belachelijk. Hij gaf hem bitterheid te eten en te drinken. Hij drukte hem met zijn gezicht neer op de grond. De vrede is voor hem ver weg en de tijd dat hij het goed had lijkt zo lang geleden dat hij die vergeten is. Hij zei: Mijn kracht om door te gaan is weg en mijn verwachting van de HEERE. Ik heb geen hoop meer. Er kunnen momenten zijn dat je dit zegt als gelovige. Toch is er ook dan hoop! Voor het eerst in dit klaaglied horen we de naam HEERE. Onze verwachting van Hem kan inzakken, maar Hij blijft dezelfde.
'Zo ik niet had geloofd, dat in dit leven
mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou,
mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven?
Ik was vergaan in al mijn smart en rouw.' (Psalm 27:7, berijmd)