Feestjaren In aansluiting op Leviticus 23 geeft de Heere nu aanwijzingen voor feestjaren: het sabbatsjaar en het jubeljaar. In het sabbatsjaar moet het land rusten. Er mag niets op worden verbouwd. Maar wat moeten de mensen dan eten? Dat is geen probleem, want de Heere belooft dat Hij in het zesde jaar het land extra zal zegenen, zodat mensen voldoende hebben voor twee jaar. In het jubeljaar (het vijftigste jaar, na zeven maal zeven jaar) worden de schulden van mensen kwijtgescholden. Wanneer ze hun land hebben moeten verkopen, kunnen zij dat in de periode tot het jubeljaar terugkopen. Wanneer mensen zo arm zijn dat dit onmogelijk is, ontvangen zij het land terug in het jubeljaar. De motivatie voor deze regelingen is dat de Heere Eigenaar is van het land. Dit vraagt tegelijkertijd een afhankelijke houding ten opzichte van de Heere waarbij niemand zijn naaste uit zal buiten. Het sabbatsjaar en het jubeljaar vragen een groot vertrouwen in de Heere. Kunt u dat concreet maken met voorbeelden en wat kunnen we daaruit leren?