Vrijheid (II) Jezus bevrijdt de bezeten man die in grafspelonken woonde van een legioen demonen. Behalve Jezus had niemand de arme man kunnen helpen. De demonen gaan in de onreine varkens en storten zich in het meer van Galilea. De man en het gebied worden gereinigd van de onreine en kwade machten. Jezus komt om mensen te bevrijden. Het meest aangrijpende van dit gedeelte vind ik vers 37. Allereerst dat de mensen Jezus niet dankbaar zijn en Hem niet aanbidden. Ze vragen of Hij weg wil gaan. Waarom? Houden ze meer van het donker dan van het licht? Zijn de varkens belangrijker dan de man? Ten tweede doet Jezus wat Hem gevraagd wordt. Hij gaat weer in het schip en keert weer terug. Jezus dwingt mensen niet om in Hem te geloven. Mensen hebben de vrijheid om Hem af te wijzen. Dat is een kenmerk van Zijn liefde voor ons. ‘God die niets nodig heeft, schept door en in Zijn liefde schepsels, die er op zichzelf genomen niet echt toe doen, zodat Hij ze lief kan hebben en volmaakt kan maken.’ (C.S. Lewis)