Galaten 2
De brief van de apostel Paulus aan de Galaten

HSV

Paulus' ambt erkend in Jeruzalem

1Daarna ging ik, na verloop van veertien jaar, weer Hand. 15:2naar Jeruzalem, samen met Barnabas, en ik nam ook Titus mee.

2En ik ging Hand. 19:21op grond van een openbaring, en ik legde hun het Evangelie voor dat ik verkondig onder de heidenen; en afzonderlijk aan hen die in aanzien waren, opdat ik niet misschien tevergeefs zou lopen of gelopen hebben.Lopen vs. snellen: Het woordje lopen zoals dat door de Statenvertalers gebruikt werd, had in de 17e eeuw de betekenis van snel lopen. Vandaar dat de HSV het grondwoord in veel gevallen met snellen, wegsnellen of toesnellen vertaalt. Op ander plaatsen, waar het om een wedstrijd gaat, is gekozen voor hardlopen. Een enkele keer is gewoon lopen voldoende omdat het zinsverband voldoende duidelijk maakt dat het om hardlopen gaat. In 2 Thes. 3:1 heeft het grondwoord een wat meer abstracte betekenis. Daar is gekozen voor zijn loop hebben.

3Hand. 16:3; 1 Kor. 9:21Maar zelfs Titus, die bij mij was, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij een Griek was.

4Hand. 15:24En dat ter wille van de binnengedrongen valse broeders, die waren binnengeslopen om onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, te bespioneren, om ons tot slaven te maken.

5Voor hen zijn wij ook geen moment in onderdanigheid opzijgegaan, opdat de waarheid van het Evangelie bij u zou blijven.

6Maar wat betreft hen die geacht werden iets te zijn – wat zij voorheen waren, maakt voor mij geen verschil; Deut. 10:17; 2 Kron. 19:7; Job 34:19; Hand. 10:34; Rom. 2:11; Efez. 6:9; Kol. 3:25; 1 Petr. 1:17God ziet de persoon van de mens niet aan – zij dus die in aanzien waren, hebben mij verder niets opgelegd.

7Maar integendeel, zij zagen dat aan mij het Evangelie onder de onbesnedenen2:7 onbesnedenen - Letterlijk: voorhuid. toevertrouwd was, zoals aan Petrus dat onder de besnedenen.De SV vertaalt hier: “het Evangelie der voorhuid”. In het Grieks staan de woorden “tes akrobustias” (de onbesnedenen) namelijk in de genitivus. Het vertalen van een Griekse genitivus is echter altijd al een probleem geweest. De statenvertalers gingen daar gemakkelijk mee om omdat het Nederlands van die tijd ook een genitivus had. Toch is het nog maar de vraag of dat altijd een verantwoorde keuze was, want daarbij moet je je wel afvragen of de Griekse en Nederlandse genitivus wel dezelfde functie hadden.Er wordt inderdaad gepraat over een genitivus subjectivus en een genitivus objectivus. Maar ook dat onderscheid is niet altijd afdoende. Hier is het eigenlijk een soort genitivus dativus, “het Evangelie voor de voorhuid”. Omdat de HSV geen gebruik meer kan maken van de genitivus moeten we proberen dit soort uitdrukkingen “uit te pakken”. Dat dat enige interpretatie vereist is duidelijk. Als we alleen “van” als voorzetsel zouden gebruiken zouden we het Grieks geen recht doen. Bij dit “uitpakken” hebben we sterk geleund op de interpretatie  van de statenvertalers zelf, via de kanttekeningen. Daar staat in dit geval dit: “Dat is, der heidenen, die onbesneden zijn, vers 8. Zie Rom. 2:26; 3:30; 4:12. Namelijk om hetzelve voornamelijk onder hen te prediken.” Het zinsverband maakt immers duidelijk dat Petrus en Paulus ieder hun eigen bediening hadden. Dat verklaart dus waarom we voor “onder” hebben gekozen.  We hebben er verder voor gekozen om het onduidelijke “voorhuid” overal met “onbesnedenen” te hertalen. Wel hebben we een voetnoot geplaatst die de letterlijke tekst weergeeft.

8(Want Hij Die door Petrus werkte met het oog op het apostelschap onder de besnedenen, Hand. 9:15; 13:2; 22:21; Gal. 1:16; Efez. 3:8werkte ook door mij met het oog op de heidenen.)

9En toen Jakobus, Kefas en Johannes, die geacht werden steunpilaren te zijn, de mij gegeven genade erkenden, gaven zij mij en Barnabas de rechterhand van gemeenschap, opdat wíj naar de heidenen en zíj naar de besnedenen zouden gaan.

10Alleen moesten wij wel aan de armen denken; Hand. 11:30; 24:17; Rom. 15:25; 1 Kor. 16:1; 2 Kor. 8:1; 9:1en ik heb mij ook beijverd juist dit te doen.

Onenigheid met Petrus in Antiochië

11Maar toen Petrus naar Antiochië gekomen was, ging ik openlijk tegen hem in, omdat hij te veroordelen was.

12Want voordat er enkelen uit de kring van Jakobus gekomen waren, at hij samen met de heidenen; maar toen zij kwamen, trok hij zich terug en zonderde zich af uit vrees voor hen die van de besnijdenis waren.

13En ook de andere Joden huichelden met hem mee, zodat zelfs Barnabas zich door hun huichelarij liet meeslepen.

14Maar toen ik zag dat zij niet juist wandelden, overeenkomstig de waarheid van het Evangelie, zei ik tegen Petrus in het bijzijn van allen: Hand. 10:28Als u die een Jood bent, naar heidens gebruik leeft en niet naar Joods gebruik, waarom dwingt u dan de heidenen op de Joodse manier te leven?

Voor de wet gestorven

15Wij, die van nature Joden zijn, en geen zondaars uit de heidenen,

16Hand. 13:38; Rom. 3:28; 8:3; Hebr. 7:18weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Rom. 3:20; Gal. 3:11Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd.De SV vertaalt deze uitdrukking met het geloof van Christus. De Griekse genitivus kan in dit zinsverband op twee manieren geïnterpreteerd worden, namelijk als genitivus subjectivus (het geloof van Christus Zelf) en als genitivus objectivus (het geloof in Christus). De hedendaagse lezer is echter geneigd onwillekeurig voor de eerste optie te kiezen en het is sterk de vraag of dat ook de interpretatie van de statenvertalers was. Deze uitdrukking komt viermaal in de Bijbel voor, namelijk in Romeinen 3:22,26 en Galaten 2:16 en 3:22. Alleen bij Galaten 2:16 bevindt zich een kanttekening die uitlegt wat de statenvertalers bedoelden en die laat geen twijfel mogelijk: het gaat om het geloof in Christus. De kanttekening bij Romeinen 3:25 leidt ook in die richting. Omdat de HSV uitdrukkelijk de uitleg van de SV wil volgen en geloof van Christus juist de andere kant uitwijst, is in de HSV gekozen voor geloof in Christus.

17Maar als wij, die in Christus verlangen gerechtvaardigd te worden, ook zelf zondaars blijken te zijn, is Christus dan een dienaar van de zonde? Volstrekt niet!

18Want als ik dat wat ik afgebroken heb, weer opbouw, dan bewijs ik daarmee dat ik zelf een overtreder ben.

19Rom. 7:4Want ik ben door de wet voor de wet gestorven, Rom. 14:7; 2 Kor. 5:15; 1 Thess. 5:10; Hebr. 9:14; 1 Petr. 4:2opdat ik voor God zou leven.

20Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Gal. 1:4; Efez. 5:2; Tit. 2:14Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven.

21Ik doe de genade van God niet teniet; want Hebr. 7:11als er gerechtigheid door de wet zou zijn, dan was Christus tevergeefs gestorven.

2

Paulus' ambt te Jeruzalem erkend

1Daarna ben ik, na veertien jaren, wederom Hand. 15:2.naar Jeruzalem opgegaan met Bárnabas, ook Titus medegenomen hebbende.

2En ik ging op Hand. 19:21.door een openbaring, en stelde hun het Evangelie voor, dat ik predik onder de heidenen; en in het bijzonder aan degenen, die in achting waren, opdat ik niet enigszins tevergeefs zou lopen of gelopen hebben.

3Hand. 16:3. 1 Kor. 9:21.Maar ook Titus, die met mij was, een Griek zijnde, werd niet genoodzaakt zich te laten besnijden.

4Hand. 15:24.En dat om der ingekropen valse broederen wil, die van bezijden ingekomen waren, om te verspieden onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, opdat zij ons zouden tot dienstbaarheid brengen.

5Denwelken wij ook niet een uur hebben geweken met onderwerping, opdat de waarheid van het Evangelie bij u zou verblijven.

6En van degenen, die geacht waren, wat te zijn, hoedanigen zij eertijds waren, verschilt mij niet; Deut. 10:17. 2 Kron. 19:7. Job 34:19. Hand. 10:34. Rom. 2:11. Efez. 6:9. Kol. 3:25. 1 Petr. 1:17.God neemt den persoon des mensen niet aan; want die geacht waren, hebben mij niets toegebracht.

7Maar daarentegen, als zij zagen, dat aan mij het Evangelie der voorhuid toebetrouwd was, gelijk aan Petrus dat der besnijdenis;

8(Want Die in Petrus krachtelijk wrocht tot het apostelschap der besnijdenis, Hand. 9:15. 13:2. 22:21. Gal. 1:16. Efez. 3:8.Die wrocht ook krachtelijk in mij onder de heidenen);

9En als Jakobus, en Céfas, en Johannes, die geacht waren pilaren te zijn, de genade, die mij gegeven was, bekenden, gaven zij mij en Bárnabas de rechterhand der gemeenschap, opdat wij tot de heidenen, en zij tot de besnijdenis zouden gaan;

10Alleenlijk, dat wij den armen zouden gedenken; Hand. 11:30. 24:17. Rom. 15:25. 1 Kor. 16:1. 2 Kor. 8:1. 9:1.hetwelk zelf ik ook benaarstigd heb te doen.

Berisping van Petrus

11En toen Petrus te Antiochíë gekomen was, wederstond ik hem in het aangezicht, omdat hij te bestraffen was.

12Want eer sommigen van Jakobus gekomen waren, at hij mede met de heidenen; maar toen zij gekomen waren, onttrok hij zich en scheidde zichzelven af, vrezende degenen, die uit de besnijdenis waren.

13En ook de andere Joden veinsden met hem; alzo dat ook Bárnabas mede afgetrokken werd door hun veinzing.

14Maar als ik zag, dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het Evangelie, zeide ik tot Petrus in aller tegenwoordigheid: Hand. 10:28.Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven?

15Wij zijn van nature Joden, en niet zondaars uit de heidenen;

16Hand. 13:38. Rom. 3:28. 8:3. Hebr. 7:18.Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der wet; Rom. 3:20. Gal. 3:11.daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden.

17Maar indien wij, die in Christus zoeken gerechtvaardigd te worden, ook zelven zondaars bevonden worden, is dan Christus een dienaar der zonde? Dat zij verre.

18Want indien ik, hetgeen ik afgebroken heb, datzelve wederom opbouw, zo stel ik mijzelven tot een overtreder.

19Rom. 7:4.Want ik ben door de wet der wet gestorven, Rom. 14:7. 2 Kor. 5:15. 1 Thess. 5:10. Hebr. 9:14. 1 Petr. 4:2.opdat ik Gode leven zou.

20Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Gal. 1:4. Efez. 5:2. Tit. 2:14.Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft.

21Ik doe de genade Gods niet te niet; want Hebr. 7:11.indien de rechtvaardigheid door de wet is, zo is dan Christus tevergeefs gestorven.