Romeinen 12
De brief van de apostel Paulus aan de Romeinen

HSV

Leven voor God

1Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, 1 Petr. 2:5om uw lichamen aan God te wijden Rom. 6:13,16als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst.Dat wil zeggen dat het hier niet gaat om een godsdienst die bestaat uit het offeren van dieren, zoals in het Oude Testament, maar in een geestelijk offer waarbij met rede begaafde mensen zichzelf geheel aan God toevertrouwen.

21 Joh. 2:15En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid Efez. 5:17; 1 Thess. 4:3om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.

3Want door de genade Rom. 1:5die mij gegeven is, zeg ik ieder onder u Efez. 4:7niet hoger te denken dan hij moet denken, maar laat hij denken in bescheidenheid, naar de mate van geloof 1 Kor. 12:11; Efez. 4:7zoals God die aan ieder heeft toebedeeld.

4Want 1 Kor. 12:27; Efez. 1:23; 4:16; 5:23; Kol. 1:24zoals wij in één lichaam vele leden hebben en de leden niet alle dezelfde functie hebben,

51 Kor. 12:4; 2 Kor. 10:13; 1 Petr. 4:10zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden van elkaar.

6En nu hebben wij 1 Kor. 12:4genadegaven, onderscheiden naar de genade die ons is gegeven:

7hetzij 1 Kor. 12:10profetie, naar de mate van het geloof; hetzij 1 Petr. 4:10,11dienstbetoon, in het dienen; hetzij wie onderwijst, in het onderwijzen;

8hetzij wie bemoedigt, in het bemoedigen; wie uitdeelt, Matt. 6:1,2,3in oprechtheid; wie leiding geeft, met inzet; wie zich over anderen ontfermt, Deut. 15:7; 2 Kor. 9:7met blijmoedigheid.

Onderlinge liefde

9Laat de liefde ongeveinsd zijn. Ps. 97:10; Amos 5:15Heb een afkeer van het kwade en houd vast aan het goede.

10Efez. 4:2; Hebr. 13:1; 1 Petr. 1:22; 2:17Heb elkaar hartelijk lief met broederlijke liefde. Filipp. 2:3; 1 Petr. 5:5Ga elkaar voor in eerbetoon.

11Wees niet traag wat uw inzet betreft. Wees vurig van geest. Dien de Heere.

12Rom. 15:13; 1 Thess. 5:16Verblijd u in de hoop. Hebr. 10:36; 12:1; Jak. 5:7Wees geduldig in de verdrukking. Luk. 18:1; Efez. 6:18; Kol. 4:2; 1 Thess. 5:17Volhard in het gebed.

131 Kor. 16:1Wees deelgenoot in de noden van de heiligen. Hebr. 13:2; 1 Petr. 4:9Leg u toe op de gastvrijheid.

14Matt. 5:44; 1 Kor. 4:12Zegen wie u vervolgen. Zegen hen en vervloek hen niet.

15Verblijd u met hen die blij zijn, en huil met hen die huilen.

16Rom. 15:5; 1 Kor. 1:10; Filipp. 2:2; 3:16; 1 Petr. 3:8Wees eensgezind onder elkaar. Spr. 3:7; Jes. 5:21Streef niet naar de hoge dingen, maar houd u bij de nederige. Wees niet wijs in eigen oog.

17Spr. 20:22; Matt. 5:39; 1 Kor. 6:7; 1 Thess. 5:15Vergeld niemand kwaad met kwaad. 2 Kor. 8:21; 1 Petr. 2:12Wees bedacht op wat goed is voor alle mensen.

18Mark. 9:50; Hebr. 12:14Leef, zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, in vrede met alle mensen.

19Matt. 5:39; Luk. 6:29Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschreven: Deut. 32:35; Hebr. 10:30Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heere.

20Spr. 25:21; Matt. 5:44Als dan uw vijand honger heeft, geef hem te eten, als hij dorst heeft, geef hem te drinken, want door dat te doen, zult u vurige kolen op zijn hoofd hopen.

21Word niet overwonnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.

12

Toewijding aan God

1Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, 1 Petr. 2:5.dat gij uw lichamen Rom. 6:13, 16.stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst.

21 Joh. 2:15.En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, Efez. 5:17. 1 Thess. 4:3.opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij.

3Want door de genade, Rom. 1:5.die mij gegeven is, zeg ik een iegelijk, die onder u is, Efez. 4:7.dat hij niet wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn; maar dat hij wijs zij tot matigheid, gelijk als 1 Kor. 12:11. Efez. 4:7.God een iegelijk de mate des geloofs gedeeld heeft.

4Want 1 Kor. 12:27. Efez. 1:23. 4:16. 5:23. Kol. 1:24.gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben;

51 Kor. 12:4. 2 Kor. 10:13. 1 Petr. 4:10.Alzo zijn wij velen één lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden.

6Hebbende nu 1 Kor. 12:4.verscheidene gaven, naar de genade, die ons gegeven is,

7Zo laat ons die gaven besteden, hetzij 1 Kor. 12:10.profetie, naar de mate des geloofs; 1 Petr. 4:10, 11.hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren;

8Hetzij die vermaant, in het vermanen; die uitdeelt, Matt. 6:1, 2, 3.in eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid; die barmhartigheid doet, Deut. 15:7. 2 Kor. 9:7.in blijmoedigheid.

Onderlinge liefde

9De liefde zij ongeveinsd. Ps. 97:10. Amos 5:15.Hebt een afkeer van het boze, en hangt het goede aan.

10Efez. 4:2. Hebr. 13:1. 1 Petr. 1:22. 2:17.Hebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde; Filipp. 2:3. 1 Petr. 5:5.met eer de een den ander voorgaande.

11Zijt niet traag in het benaarstigen. Zijt vurig van geest. Dient den Heere.

12Rom. 15:13. 1 Thess. 5:16.Verblijdt u in de hoop. Hebr. 10:36. 12:1. Jak. 5:7.Zijt geduldig in de verdrukking. Luk. 18:1. Efez. 6:18. Kol. 4:2. 1 Thess. 5:17.Volhardt in het gebed.

131 Kor. 16:1.Deelt mede tot de behoeften der heiligen. Hebr. 13:2. 1 Petr. 4:9.Tracht naar herbergzaamheid.

14Matt. 5:44. 1 Kor. 4:12.Zegent hen, die u vervolgen; zegent en vervloekt niet.

15Verblijdt u met de blijden; en weent met de wenenden.

16Rom. 15:5. 1 Kor. 1:10. Filipp. 2:2. 3:16. 1 Petr. 3:8.Weest eensgezind onder elkander. Spr. 3:7. Jes. 5:21.Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven.

17Spr. 20:22. Matt. 5:39. 1 Kor. 6:7. 1 Thess. 5:15.Vergeldt niemand kwaad voor kwaad. 2 Kor. 8:21. 1 Petr. 2:12.Bezorgt hetgeen eerlijk is voor alle mensen.

18Mark. 9:50. Hebr. 12:14.Indien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle mensen.

19Matt. 5:39. Luk. 6:29.Wreekt uzelven niet, beminden, maar geeft den toorn plaats; want er is geschreven: Deut. 32:35. Hebr. 10:30.Mij komt de wraak toe; Ik zal het vergelden, zegt de Heere.

20Spr. 25:21. Matt. 5:44.Indien dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen.

21Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede.